voor Anaï
Mijn dochter had mijn vorige blog gelezen en vond hem te kort. Waarom, vroeg ik haar. Ze had een beschrijving verwacht van het afscheid, het lange gesprek wat mijn vader en ik hadden tijdens zijn laatste ziekenhuisopname. Ik vertelde haar dat dat daarvoor was, ik weet niet meer precies hoeveel tijd daar precies tussen zat, maar dat was voor de infectie in mijn duim, want ik weet nog goed, die was net genezen, ik was net weer een week aan het werk, toen hij overleed. En dat was eind maart. Dus waarschijnlijk is hij in januari opgenomen. Het doet er ook niet toe. Lieve Dochter, dit blog is voor jou. Ik hoop dat het aan jouw wensen voldoet.
Tijdens mijn opleiding tot IC verpleegkundige ging er nogal eens iets mis met de planning van de theorie dagen. Deze werden gegeven in het grote Erasmus Medisch Centrum en ik reisde daar dan heen per trein. Dit keer was er weer een fout gemaakt. Ik moest naar het Erasmus MC op maandag ochtend, terwijl ik op zondag ook in de nachtdienst gepland stond. Ik had geen zin in gezeik en daar ik toch de status van beton had, omdat ik vaak weinig sliep, besloot ik gewoon na mijn nachtdienst naar Rotterdam te reizen. Dat redde ik wel. Ik sloeg wel vaker een dag slaap over. (doe ik nog steeds, ik blijf de man van beton). Dus na mijn dienst, vlug omkleden, naar mijn fiets en racete naar huis.
Ik heb al vaker geschreven dat mijn vader ziek was. Hij was ziek gedurende mijn hele IC opleiding en helaas heeft hij mijn diplomering niet gehaald. Ik kwam die maandag ochtend thuis en was net binnen toen mijn stiefmoeder belde. Pa voelde zich niet lekker. Dat hadden we al vaker meegemaakt, hij had zijn maandelijkse longontstekingen, omdat zijn linkerlong was doodbestraald, die stond gewoon stil en ventileerde niet meer, zodat bacteriën daar heerlijk vrij spel hadden, dus ik dacht dat dat weer het geval was. Ik naar mijn vader toe, mijn ouderlijk huis stond bij ons om de hoek, erg handig in gevallen van ziekte en oppas. Bij mijn vader aangekomen trof ik hem erg kortademig aan. Hij voelde zich niet lekker. Had geen koorts, maar was wel erg kortademig en enorm moe. Hij zag er erg slecht uit, maar anders als bij zijn maandelijkse longontstekingen. Ik belde de huisarts. Hij nam zelf op. Ik legde de situatie uit. Hij vertelde mij dat hij met zijn huisbezoeken ging beginnen, of hij eerst naar mijn vader moest komen. Ik zei hem dat ik dat graag had, ik vertrouwde mijn vader niet. Deze huisarts had ook mijn moeder eens onder zijn hoede gehad. Hij was toen net als huisarts bij ons in de straat begonnen toen mijn moeder ziek was. Deze huisarts had veel lief en leed meegemaakt met onze familie. Dat maakte het praten echt wel gemakkelijker. Hij wist dat mijn vader geen aansteller was en ik niet gauw overdreef. Mijn vader zag er ziek uit en ik wist dat het bij hem intern ook allang niet meer goed zat. De tumoren in zijn longen waren onrustig, dus we wisten dat het snel afgelopen kon zijn. Was dat moment nu gekomen?
De huisarts arriveerde. Voelde de pols van mijn vader. Snel en onregelmatig. Daar had ik niet eens aan gedacht. Ik de IC/CCU verpleegkundige in wording, had vergeten de pols te voelen. Ik die dagelijks werkte met hartritmes. Ik had het meest basale vergeten te checken. Ik voelde me meteen heel dom. Ik merkte toen dat er een verschil was tussen aan het bed en in het bed. Ik was nu geen verpleegkundige, ik was een zoon. Een bezorgde zoon. Mijn vader had waarschijnlijk boezemfibrilleren. De huisarts belde het ziekenhuis en wij pakten wat spullen en reden naar de spoedeisende hulp. Ondertussen belde ik mijn werk dat ik die dag niet naar school ging. Het was weer zover, Pa lag slecht.
Op de spoedeisende hulp werd boezemfibrileren geconstateerd. Niet eens met zo’n hoge frequentie, maar de conditie van mijn vader kon niet veel meer hebben. Voor mij het bewijs dat het lichaam aan het eind begon te raken. Het boezemfibrilleren stopte vanzelf en daarna voelde mijn vader zich meteen een stukje beter. Echter de longarts besloot mijn vader op te nemen ter observatie op de longafdeling.
Toen ik later die week weer aan het werk ging, ik had een vroege dienst, arriveerde ik op de intensive care. Mijn collega’s wachtten me aldaar op. M, onze planner en één van mijn begeleiders (de enige vrouw van de vier) keek me aan en vertelde me dat ik maar boven moest gaan werken, dat mijn patiënt daar lag. Met boven bedoelde ze de longafdeling, ik moest van mijn collega’s maar voor mijn vader gaan zorgen. Ik kreeg het er koud van. Ik stamelde nog zoiets van, “maar en jullie dan?”.. er werd geen tegenspraak geduld. Deze broeder moest voor zijn vader gaan zorgen. Nog immer word ik emotioneel als ik aan dat moment terugdenk. Ik vond dat zo’n lief gebaar. Zo meelevend. Verbazingwekkend. Dat ik dat verdiende. Ik dus naar boven. Eens lang geleden was mijn verpleegkundige carrière op die afdeling begonnen, veel collega’s van toen werkten daar nog. Ik liep de verpleegpost binnen en vertelde dat ik voor mijn vader ging zorgen. Daar bedoelde ik de directe patiënten zorg mee. Ik zou geen visite gaan lopen en zou ook geen medicijnen gaan geven. Dat liet ik aan mijn collega’s over.
Mijn vader was blij verheugd. Hij was al zo trots op zijn verpleegkundige zoon en nu had hij zijn privé zuster. Ja het was bijzonder. We zijn samen de badkamer in geweest, ik heb mijn vader gewassen en ben verder de hele dag bij hem op de kamer geweest. Ook als hij sliep. Het voelde heel intiem. Ik zat daar aan de grote vensterbank en mijn vader sliep. We hadden ook wat gesprekken, maar meeste gingen over koetjes en kalfjes. Hij knapte lekker op en werd ingesteld op medicatie voor zijn hart. Eerlijk is eerlijk, wat ze allemaal precies onderzocht hebben die dagen weet ik niet. Ik heb één dag voor hem gezorgd, de rest van de week werkte ik gewoon op de IC en ging ik in mijn pauzes naar hem toe.
De week vloog voorbij. Op zondagmiddag was ik niet thuis, ik geloof dat ik bij een concert of festival was of zoiets dergelijks. Bij thuiskomst stond mijn stiefmoeder op het antwoordapparaat dat mijn vader weer een ritme stoornis had gehad en dat het heel slecht met hem ging. Ik direct naar het ziekenhuis. Mijn vader had weer een aanval gehad van atriumfibrilleren, boezemfibrilleren en hij had even heel slecht gelegen, maar was er weer bovenop gekomen, nu wel met zichtbare vermoeidheid en…ik kan het niet uitleggen, met iets van verslagenheid over hem heen. Zijn grenzeloze optimisme leek gebroken. Mijn stiefmoeder ging naar huis met mijn zussen en ik bleef achter bij pa. Daar zaten we dan. Hij lag op bed, hoofd diep in het kussen, ogen starend naar het plafond. We wisten dat de strijd gestreden was. Raar gevoel. Hij ging niet dood, nou ja, dat ging hij wel, maar niet nu en toch wisten we dat dat moment nu echt wel ging komen binnenkort. “Ik dacht echt dat het over was” zuchtte mijn Pa. “ik heb me nooit zo benauwd gevoeld” Ik wist even niet veel te zeggen. Ik weet ook niet meer wat ik heb geantwoord..
“Heb ik dingen fout gedaan?” vroeg hij mij. “Heb ik misschien zaken anders moeten aanpakken toen je moeder net gestorven was? Had Wim dan misschien nog geleefd?” We keken elkaar aan. Ik zei hem dat voor zulke scenario’s geen handleiding is en dat we doen wat ons goed lijkt. Achteraf is het zo gemakkelijk oordelen, maar als man van 40 achterblijven met twee kinderen, daar is geen handboek voor geschreven helaas. We hadden allemaal verdriet toen en het leven was een puinhoop. Hij heeft gedaan wat hij kon, met de beste bedoelingen. Ik heb hem dat ook gezegd. Dat hij gedaan heeft wat hem goed leek. “Ik vind het zo erg voor jou” zei hij ook. “Ik laat je alleen” Geeft niet Pa, dat overleef ik wel”, antwoordde ik hem, “jij moet door die deur heen, ik blijf hier. Jij gaat dood” We keken elkaar weer aan. Begrip en liefde. We wisten dat het goed zat. “ik zal op mijn zussen passen” beloofde ik hem, “zal zorgen dat ze niets overkomt” Ik maakte hem duidelijk dat ik er altijd voor mijn zussen zal zijn.
Toen vroeg ik hem wat we moesten doen als zoiets weer ging gebeuren. Of erger. Ik vroeg hem of hij nog gereanimeerd wilde worden. “soms, als de natuur de deuren van het hiernamaals open zet, kun je er beter doorheen lopen” zo legde ik het mijn vader uit. Hij was een lichamelijk wrak, het was bijzonder dat hij zover al was gekomen, maar nu was het klaar. De dood stond al achter hem en wachtte zijn moment af. Zijn schaduw nam al wat warmte weg, zijn kilte was duidelijk voelbaar. Mijn vader was het met me eens, niet meer reanimeren, dat had geen zin meer. Dan zou het leven echt lijden gaan worden.
“Het is goed pa” maakte ik hem duidelijk. Hij maakte het mij duidelijk dat hij het erg vond dat hij mij achterliet, ik maakte hem duidelijk dat ik het erg vond dat hij door die deur moest gaan. Ik had hem een langer leven gegund, maar het zat er niet meer in. De reis kwam aan zijn einde. We haalden nog herinneringen op aan vroeger, aan mijn broer, aan mijn moeder. We namen afscheid. De dood was nog niet hier. Mijn vader bood zijn excuses aan voor alles wat hij niet goed gedaan had, ik aanvaarde die en zei hem dat ik hem niets verweet. Hij had het zo goed mogelijk willen doen. Hij was gewoon mens net zoals iedereen. We maken fouten. Maar zolang we daar verantwoordelijkheid voor nemen, bijsturen en ons best blijven doen, is het goed.
We spraken zo een paar uur. Daarna was het klaar. We zijn er nooit meer op terug gekomen. De dag erna werd het niet reanimeren gedocumenteerd. De longarts wilde het zelf ook al voorstellen. Mijn vader bleef nog een week in het ziekenhuis en ging toen naar huis. Weer thuis merkten we allemaal en hij ook, dat er veel conditie was ingeleverd. Liep hij voor de ziekenhuis opname nog de trap op en af, nu lukte hem dat conditioneel niet vaak meer.
Ik was heel blij met dit afscheid. Het maakte het voor mij makkelijker om het definitieve afscheid te verwerken.
Dochterlief, ik hoop dat ik aan jouw verwachtingen heb voldaan. Wens je veel leesplezier en hoop dat je gevonden hebt wat je wilde vinden.
En Pa, ik hoop dat je meekrijgt dat je kinderen en kleinkinderen nog altijd met veel liefde aan je denken.
Dag Pa